Over mijzelf

Korte levensbeschrijving

 Sim Visser
feiten en cijfers
Ik ben geboren in Wassenaar op 2 december 1947 als jongste in een gezin van vijf kinderen. Tekenen was een geliefde bezigheid in ons gezin. Mijn moeder Go Kruijtbosch, die eind jaren ’20, begin jaren ’30 had gestudeerd aan de kunstacademies van Arnhem en Den Haag, was daarvoor een belangrijke inspirator.
Als we ons verveelden, kwamen al snel teken- en schilderspullen op tafel. Onderwerpen waren vooral de verhalen die ons werden verteld of die we zelf lazen. Mijn moeder schilderde zelf met enige regelmaat aquarellen van ons, van de tuin, bloemen en tijdens kampeervakanties in Frankrijk ook landschappen. Ook illustreerde ze de dagboekjes die ze bijhield van het jonge gezin. Van mijn moeder heb ik mijn liefde voor kunst meegekregen.
P1000391 b1 P1010670 b1

Mijn vader, naar wie ik ben vernoemd, was een gedreven mens, niet voor de kunst, wel voor ‘het werken voor de samenleving’. Hij had een hoge morele standaard en bracht die ook op ons over. Het was niet altijd makkelijk om daaraan te voldoen, zeker wanneer het voorbeeld van zijn eigen leven nogal indrukwekkend was. Geboren als zoon van een onderwijzer was hij de eerste in zijn familie die een academische studie had gevolgd en wel in Wageningen. Hij had een glanzende carrière en werd zelfs minister van defensie. Dat ik van 1966 tot 1973 in Wageningen heb gestudeerd was door hem bepaald. Ik heb het er naar mijn zin gehad, maar ik merkte bij mijn eerste baan in Groningen, waar ik hoofd van de afdeling onderzoek van de Cultuurtechnische Dienst werd, al vrij snel dat de ‘landbouwwereld’ niet mijn echte interesse had. Wat me boeide was alles wat met landschap te maken had. Toen ik op een avond in mei 1977 in het Nieuwsblad van het Noorden een advertentie las waarin het toelatingsexamen werd aangekondigd voor de avondopleiding van de Academie Minerva in Groningen was het of er een deur naar een ander leven openging. Ik deed toelatingsexamen en werd tot mijn vreugde aangenomen. moeder_sim_nieuwacademie-minerva

Mijn jaren op de kunstacademie waren in vele opzichten een feest. Ik was al bijna 30 toen ik in 1977 toelatingsexamen deed voor de avondopleiding en combineerde de eerste jaren op de academie nog met een baan overdag. De academie toonde mij een volstrekt andere wereld dan ik gewend was. Een wereld van vrijheid, van emotie, van aandacht. Ik had inspirerende docenten en met name Ben van Voorn, Matthijs Röling, Rein Pol, Folkert Haanstra en Jan van Loon. Ik had interessante medeleerlingen van wie Sam Drukker en Flip Gaasendam vrienden werden. Naast de vreugde van de academie kende deze periode ook een donkerder kant. Ik raakte in 1980 overspannen en belandde in de WAO. Ik bofte dat ik uiteindelijk terecht kwam bij een heel bijzondere bio energetica therapeut in Arnhem. Jan Ponne heeft mij in 4 jaar tijd teruggebracht bij mijzelf. Dat, in combinatie met een goed huwelijk, een zich uitbreidend gezin en natuurlijk de kunstacademie, heeft mij er weer bovenop gebracht. P1010646 b1

Ik deed in 1982 eindexamen met Folkert Haanstra als afstudeerdocent. Vanaf 1981 had ik een eigen atelier boven het architectenbureau van Piet de Vrieze vlak naast ons huis aan de Kruitgracht. Het was een kleine, maar mooie ruimte. Ik heb er tot 1986 intensief gewerkt en ook lesgegeven aan verschillende groepen, vooral tekenen en aquarel en daarnaast ook kunstgeschiedenis. In deze periode kreeg ik mijn eerste tentoonstellingen in galeries, waarvan die in galerie Brink 7 in Yde de meest markante was. P1010509 b1

In 1984 werd ik door landschapsarchitecte Lon Schöne gevraagd haar te helpen met een grote opdracht die zij gekregen had van de Rijks Planologische Dienst: het maken van een analyse van de effecten van grote windturbines in het landschap. Gedurende twee jaar werkten we aan deze opdracht en ik kreeg al doende vat op en plezier in het werk als landschapsarchitect. Lon was voor mij een goede leermeester: humoristisch, kritisch en innovatief. Dit project was voor mij ook ideaal om weer werkervaring op te doen en zo kon ik in 1986 aan het werk als landschapsarchitect bij het Staatsbosbeheer in de provincie Limburg. Het betekende afscheid van ons kleine, intieme huis in de binnenstad van Groningen. We verhuisden met onze drie kinderen naar Roermond en kwamen terecht in een groot oud stadspand aan de Kapellerlaan. Het huis was vóór ons verdeeld geweest in een boven en een benedenwoning. Dat maakte het voor mij mogelijk om het grootste deel van de begane grond in te richten als atelier. P1010694 b1

Omdat ik in deeltijd werkte als landschapsarchitect hield ik relatief veel tijd over voor schilderen. Het was een productieve periode. Het atelier was prachtig met mooi licht uit het westen. Naast mijn eigen schilderwerk gaf ik in Roermond ook weer les. Verder kwam iedere zaterdagmorgen een groep getalenteerde amateurs in het atelier model tekenen en schilderen. Ik werkte deze zaterdagmorgens vooral in pastel en aquarel. Pastel werd niet op de academie in Groningen gedoceerd. Ik leerde het in 1986 van de Amsterdamse schilder en beeldhouwer Hans Bayens, samen met Sam Drukker en Flip Gaasendam. Bayens was beroemd om zijn prachtige pastels, die schatplichtig zijn aan het werk van Rik Wouters. De dagen bij Bayens in zijn grote atelier in Amsterdam Oost waren fascinerend. We werkten naar model, maakten stillevens en interieurs. Bayens bleef ons in onze carrière volgen en kwam soms onverwacht op atelierbezoek . P1020148 b1

In de periode Roermond heb ik veel geëxposeerd, vooral in Limburg, maar ook in andere plaatsen. De tentoonstellingen uit die periode die mij het meest voldoening gaven waren die in Kasteel Groeneveld in Baarn en die in Galerie Spreeuwenberg in Herkenbosch. In 1991 maakte ik samen met de dichter Harm Schepers de dichtbundel ‘Tekens van Leven’. Deze kreeg in Elseviers weekblad een positieve kritiek. P1010619 b1

In datzelfde jaar kwam de periode Roermond tot een einde. Als gevolg van reorganisaties bij Staatsbosbeheer kreeg ik een nieuw baan bij de Landinrichtingsdienst in Utrecht. Ik werd er hoofd van de afdeling Verkeerswegen, de afdeling die Rijkswaterstaat adviseerde over de landschappelijk inpassing van snelwegen en kanalen. Het was een fascinerende baan door de combinatie van ontwerp, vormgeving en techniek en het daarmee creëren van nieuwe landschappen. We verhuisden, met nu vier kinderen naar een oud huis in de Stargardlaan in Bussum. Prachtig – veel Jugendstil – maar enorm vervallen en helaas stukken kleiner dat het huis in Roermond. Ik richtte een klein atelier in in mijn werkkamer, maar het was niet ideaal. P1010710 b1

Ik werkte ook veel in andere ruimten. Tot 1994 schilderde ik nog regelmatig, maar daarna was het afgelopen. Mijn ‘andere’ loopbaan in combinatie met een jong gezin en een te restaureren huis slokten nu al mijn tijd op. In de jaren die volgden, grofweg van 1995 tot 2011, bleef alleen tijd over voor het tekenen van model. Ik deed het ieder week met hartstocht. Eerst in Amsterdam in het atelier van Theo Leijdekkers, daarna in Bussum in het atelier van José van ’t Rood. Ik typeerde het modeltekenen als het bijhouden van mijn handschrift, zoals een pianist etudes speelt om zijn vingervlugheid te behouden. In 1997 realiseerde ik een land-art project in de Eilandspolder. Het was een ‘temporeel’ project, waarin zo’n 60 Nederlandse en buitenlandse landschapsdeskundigen hun boodschap aan het landschap van de Eilandspolder schreven op witte vlaggen. De vlaggen werden geplant in de richting van het land waar de mensen vandaan kwamen. Het project werd in 2000 besproken in het boekje ‘From landscape ecology to landscape science’ . P1020141 b1

Van 1999 tot 2007 was ik directeur van Kasteel Groeneveld in Baarn, het kasteel, waar ik in 1989 al exposeerde. In dit ‘nationaal centrum voor bos, natuur en landschap’ ging het erom ‘mensen zodanig te raken, dat zij zich verantwoordelijk voelen voor landschap en natuur ‘. Om dat te bereiken organiseerden we tentoonstellingen, debatten, symposia, excursies, lezingen, workshops etc. Ik heb genoten van de mogelijkheden die het programma van Kasteel Groeneveld me boden. In vrijwel alle exposities, zelfs de meest inhoudelijke, zoals bijvoorbeeld ‘de Prijs van het Paradijs’ over de uitbreiding van de EG naar het oosten in 2004 en de consequenties voor natuur en landschap in Europa, was er veel ruimte voor kunst. In die expositie waren het bijvoorbeeld foto’s van World Press Photo winnaar Jan Banning. Bij exposities, waarin het accent op een kunstenaar lag werden vaak nevenactiviteiten georganiseerd, zoals poëzieavonden, educatieve programma’s en debatten. Bijvoorbeeld bij de exposities van voor mij dierbare schilders als Ben van Voorn, Jan van Loon, Sam Drukker en Hans Bayens. Het werk voor Kasteel Groeneveld bracht me in contact met fascinerende denkers, schrijvers en kunstenaars, mensen zoals Herman Vuijsje, Jared Diamond, Geert Mak, Koos van Zomeren, Tracy Metz, Hans Achterhuis, Helen en Newton Harrison, Felix Rottenberg en Matthijs Schouten. Het was in alle opzichten een ‘rijke’ periode, die ik in november 2006 afsloot met een installatie over drie vragen van Gauguin: ‘D’où venons nous? Que sommes nous? Où allons-nous?’ P1020142 b1

Na mijn laatste baan, hoofd landschap bij de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, kwam er weer tijd voor andere zaken. Ik schreef in 2011 de teksten voor een boek over Sam Drukker, die tot ‘kunstenaar van het jaar’ was verkozen. Het boek werd in november 2011 gepresenteerd bij een overzichtstentoonstelling van Sams’ werk in museum Flehite in Amersfoort. P1010628 b1

Tussen 2009 en 2012 leidde ik een project voor het maken van een boek over mijn geliefde docent Ben van Voorn, die in 2004 was overleden. Het boek werd in oktober 2012 gepresenteerd bij de opening van een overzichtstentoonstelling van het werk van Van Voorn in Groningen. P1010632 b2

In 2003 kochten Debora en ik een kleine boerderij in het noordoosten van de Dordogne. Een droom ging in vervulling, maar twee oude gebouwen onderhouden werd teveel van het goede en zo besloten we ons mooie huis aan de Stargardlaan vaarwel te zeggen. We verhuisden in 2007 naar een huis in het project Landstraat Noord van de architect Rob Krier. In dit huis kon ik opnieuw een klein atelier annex werkruimte inrichten. In Frankrijk zaten we niet stil. We knapten het huis op, legden een groentetuin en een boomgaard aan en bouwden tot slot een gebouw voor werktuigen, maar ook voor een klein atelier. Het atelier is sinds de zomer van 2012 in gebruik.