“De drijfveer om te schilderen komt voort uit een ontmoeting: de ontmoeting tussen schilder en model, zelfs als het model een berg is of een plank met lege medicijnflessen. De Mont St Victoire, gezien vanaf Aix (…) was de kameraad van Cézanne”[1]
Schilderen heeft voor mij de betekenis van een ontdekkingstocht. Door mij te verdiepen in mijn onderwerp – model, stilleven, landschap of wat dan ook – en dat te proberen te vangen in lijn, toets en vlak, zie ik de wereld om mij heen anders, intenser.
Schilderen is een ontmoeting die de ogen opent.
Schilderen is ook een vorm van toe-eigenen. Ik wil mijn onderwerp doorgronden en uiteindelijk veroveren. Veroveren klinkt strijdlustig en dat is het ook. Maar het veroorzaakt geen schade, want het is een strijd met mijzelf. Een strijd om het wezen van mijn onderwerp, ofwel ‘de ander’, te ontrafelen en uiteindelijk te ‘pakken’. Als dat lukt heb ik het gevoel dat die ander een deel van mijzelf is geworden.